We zetten het werkwoord
snoepen eens in een
werkwoordschema:
Wat telkens rood gekleurd is noemen we de
ik-vorm of de
stam. De stam is het hele werkwoord min
-en.
Achter de stam komt in de verleden tijd
+te(n) of
+de(n).
Om te bepalen of het +te(n) of +de(n) is, kijk je naar de laatste letter van de stam.
De laatste letter van
snoep is de
Als deze letter in het woord
't kofschip voorkomt, komt er +te achter de
stam. Anders +de.
De
p zit (wel/niet)
in
't kofschip, dus je schrijft (snoepte/snoepde)
Opdracht: Zet onderstaande zinnetjes in de vt.Tip: kijk of de laatste letter van de stam in 't kofschip voorkomt.Ik fluister. --> Ik
.
Hij pakt. --> Hij
.
Zij wandelen. --> Zij
.
De knaap voetbalt. --> De knaap
.
De tieners kletsen. --> De tieners
.
Je snapt, dat de
n erbij komt, als het onderwerp
meervoud is.
Onthoud: bepaal altijd of een PV sterk of zwak is. Gebruik bij zwakke werkwoorden de regel van 't kofschip.
Advies: print het lege werkwoordschema een paar keer uit en vul het in voor de werkwoorden uit deze oefening.